Grote veranderingen op komst voor Omgevingsdiensten en RUD’s door nieuwe bodemregelgeving
09 mei 2019
09 mei 2019
De wereld der bodemregelgeving is in verandering. De komst van de Omgevingswet per 1 januari 2021 heeft een grote invloed op de werkzaamheden van Omgevingsdiensten (OD) en Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD). Parallel aan de ontwikkeling van de Omgevingswet loopt de herziening van de Wet bodembescherming (Wbb) in de vorm van de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem. Als gevolg hiervan verandert voor OD’s en RUD’s de omvang en inhoud van het werkpakket.
Onder de huidige Wbb zijn alle provincies en 29 grote gemeenten bevoegd gezag. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet verandert dat, dan zijn alle gemeenten in Nederland bevoegd gezag voor bodem (voormalig Wbb en Besluit bodemkwaliteit (Bbk)). Voor het Bbk zijn en blijven de gemeenten bevoegd gezag. De gemeenten worden bevoegd gezag voor een viertal milieubelastende activiteiten: graven (zonder saneringsdoelstelling), saneren (met de bedoeling de bodemkwaliteit te verbeteren), opslaan van grond en baggerspecie en toepassen van bouwstoffen en grond en baggerspecie. Voor al deze activiteiten stelt het Rijk een aantal regels vast, maar gemeenten hebben via het omgevingsplan in bepaalde mate de vrijheid om hiervan af te wijken en er eigen invulling aan te geven.
De provincies blijven wel bevoegd gezag voor de grondwaterkwaliteit. In specifieke gevallen blijft de oude verdeling van bevoegd gezag uit de Wbb van kracht. Dit geldt voor alle situaties die onder het Overgangsrecht gaan vallen (situaties waar onder het huidige recht op is beschikt, maar die nog lopen).
Met de herverdeling van het bevoegd gezag voor bodem onder de Omgevingswet komen de twee activiteiten “graven” en “saneren” in de plaats van de huidige Wbb-aanpak van gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarbij de ernst en spoedeisendheid van moet worden vastgesteld. Dit laatste hoeft niet meer, waardoor de beschikking Ernst & Spoedeisendheid komt te vervallen. Ook de beschikking op het saneringsplan komt te vervallen. Het Rijk geeft namelijk een tweetal standaardaanpakken mee voor de activiteit saneren (graven en afdekken) waarvoor geen vergunning nodig is, maar met een melding kan worden volstaan. In geval van afwijking van de standaardaanpak (maatwerk), zoals bijvoorbeeld bij een in-situ sanering, kan de gemeente ervoor kiezen hiervoor een vergunning verplicht te stellen. Wanneer dit moet wordt in het omgevingsplan opgenomen. Voor het onderdeel graven gaat een ondergrens voor de melding gelden (25 m3) met uitzondering voor grond boven de Interventiewaarde. Daarmee verandert er in de praktijk weinig, ook al wordt de grond weer gewoon teruggeplaatst. Voor de huidige knelpunten in de praktijk. Het opslaan van grond en baggerspecie wordt eenvoudiger, omdat minder vaak een vergunning nodig is. Dit is afhankelijk van de duur van de opslag. Voor toepassen van grond en baggerspecie blijft de ondergrens voor toepassing van schone grond of bagger 50 m3.
Veel OD’s en RUD’s doen nu taken voor de provincie als bevoegd gezag. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden deze taken een verantwoordelijkheid van de gemeenten. Daarmee verdwijnt voor een deel de provincie als opdrachtgever. Daarvoor in de plaats komen alle gemeenten binnen het eigen gebeid als potentiële opdrachtgever in beeld. En aangezien deel van deze taken ook niet behoort tot het basistakenpakket, is er alle reden voor OD’s en RUD’s om in actie te komen en potentiële nieuwe opdrachtgevers te benaderen.